Museum of Natural History London

Museum of Natural History London

 

 

Marcelle van Bemmel (1948)

bracht haar eerste levensjaren door in Indonesië. Bij de overdracht van de kolonie eind 1949 werd bedongen dat de aanwezige Nederlandse ambtenaren zoals haar vader nog twee jaar voor de nieuwe Indonesische regering zouden werken, daarna waren ze niet langer welkom. In de periode dat haar ouders probeerden een nieuw leven op te bouwen in Nederland, bracht Marcelle veel tijd door bij haar grootouders in Overijssel. In 1958 vestigde het gezin Van Bemmel zich in Rotterdam. Marcelle's vader, die zich zijn hele leven heeft ingezet voor natuurbehoud en bescherming van bedreigde diersoorten, werd directeur van Diergaarde Blijdorp.

 

"Ik ben verwekt in het Museum of Natural History in Londen.

Kort na de Tweede Wereldoorlog mochten mijn ouders vanuit wat toen nog Nederlands Indië heette met een half jaar verlof naar het moederland. Maar niet alleen was in Nederland nog veel voedsel op de bon, ook textiel en brandstoffen waren schaars. Familieleden - ondanks het blijde weerzien na zoveel jaren - worstelden te veel met hun eigen oorlogservaringen om ook nog gruwelverhalen uit Azië aan te horen en langdurig onderdak te bieden aan mensen die ten gevolge van de oorlog nauwelijks meer bezaten dan de kleren die ze aanhadden. Mijn ouders, beiden bioloog, waren opgelucht dat ze de kans kregen om wetenschappelijk onderzoek te verrichten in Londen, waar de leefsituatie wat gunstiger was. Het Natuurhistorisch Museum zag er troosteloos uit. De meeste objecten waren voor de bombardementen veilig gesteld en nog niet teruggeplaatst. Overal stonden kapotte vitrines. Door het gebroken glas was een pad geveegd dat leidde naar een kamertje waar mijn ouders mochten logeren. Daar stond een gaskacheltje dat ging branden als je er munten in stopte. Als ik de verhalen mag geloven, heeft de aangename warmte van het kacheltje ertoe bijgedragen dat ik negen maanden later op de wereld werd gezet.

 

In de jaren vijftig waren moeders huisvrouw en vaders werkten zes dagen in de week. Op zondag met de kinderen op stap gaan was in die tijd niet zo vanzelfsprekend als nu. De paar keer dat ik in mijn kindertijd werd meegenomen naar een museum, gingen we niet naar een kunstexpositie maar naar een natuurhistorisch museum. Ik was gebiologeerd door de diorama's en zou het liefst door het glas zijn gestapt om er in rond te dwalen. Niemand had in die tijd TV en spectaculaire natuurfilms bestonden nog niet, dit was de beste visuele informatie over de natuur die je kon krijgen. De naturalistische en tegelijkertijd vervreemdende voorstellingen van exotische landschappen met opgezette dieren zijn de inspiratie geweest voor de blacklightkastjes met uit papier geknipte landschappen die ik voor het eindexamen van de academie in 1972 maakte. En die kastjes gaven mij later weer een aanzet tot mijn performances, projecten in het landschap en installaties waar het publiek in rond mocht lopen.

 

Hoewel ik in mijn jeugd nooit naar een tentoonstelling van beeldende kunst ging, was ik toch niet geheel van kunst verstoken. Ik bracht veel tijd bij mijn grootouders in Twente door. Stilzitten en geen geluid maken tijdens hun middagrust was voor mij geen enkel probleem. Er waren mappen met een grote voorraad grafiek die ik mocht doorbladeren. De helft bestond uit Japanse prenten, en de andere helft waren etsen en litho's van voornamelijk rond 1900. Veel onbekende conventionele kunstenaars, maar ook van Breitner, Jozef Israels, James Ensor, Daubigny, Whistler, Odilon Redon, Daumier, en Goya.

 

De leraren van de Rotterdamse academie vonden beeldhouwen voor een meisje als ik niet geschikt, en ik werd op de afdeling TSO (Tekenen - Schilderen - Ontwerpen) geplaatst, maar schilderen lag mij niet bepaald. Er kwam meer verf op mijn kleren dan op het doek. Gelukkig kon ik dank zij de onderwijsvernieuwingen van directeur Pierre Janssen ook gebruik maken van de faciliteiten van de andere afdelingen. Ik kon experimenteren met het toen populaire epoxyhars op de afdeling 3D, zwart-wit foto's afdrukken in de donkere kamer van de Grafische Afdeling en aluminium lassen bij de amanuensis in de kelder. Een leraar als Krijn Giezen gaf aan dat uitproberen een grote stimulans.

 

Ik kwam tot de conclusie dat de keuze van materialen belangrijk was voor wat je wilde uitdrukken, maar dat die altijd een middel waren en geen doel op zich. Ik ontwikkelde een voorkeur voor 'materialen' die niet dwingend te vormen waren, zoals licht en schaduw, geluid en tijd, teksten, water en spiegelingen. Objecten werden vaak transparant en als je door een project in het landschap of een installatie van mij liep, kreeg je steeds een ander perspectief. Mijn onderwerpen waren vaak zaken die je niet kunt zien, maar moet reconstrueren aan de hand van concrete gegevens, zoals de evolutie. Een performance ging over de wandelende stenen in Death Valley die niemand ooit heeft zien bewegen maar die wel sporen nalaten, een andere over gebeurtenissen die je over het hoofd ziet omdat ze zich afspelen op een andere schaal dan de menselijke maat, zoals het wrede liefdesleven van vuurvliegjes. Of over de merkwaardige gespiegelde wereld van Alice.

 

Kunst gaat over het delen van een emotie. Het kan om een gevoel van schoonheid gaan, of je moet bij het bekijken van een kunstwerk een bepaalde weerstand overwinnen. Soms is er een politieke of sociale boodschap in verpakt en elders wordt alleen een concept  aangereikt. Maar steeds is sprake van een emotie. En juist bij het doorgeven van een emotie gaat er van alles mis. De toeschouwer heeft een andere ervaringswereld dan de kunstenaar en interpreteert het werk misschien anders dan de bedoeling was. Dus ging ik spelen met verwarring - ook een emotie. Ik gebruikte emblemen waarvan niemand meer weet wat ze betekenen en verzamelde plaatjes waarbij duidelijk sprake was van een vergissing. Ik vond het absurd dat van emotie handel kon worden gemaakt. Maar de tijd heeft mij ingehaald. Tegenwoordig zijn zelfs je koopgedrag en je acties op internet verhandelbaar. Artificial Intelligence (AI) kan beter in kaart brengen wat je denkt en voelt dan jijzelf.

 

Wij babyboomers waren behoorlijk arrogante leerlingen op de academie. Wij vonden de vooroorlogse kunstenaars ouderwets en zouden de kunst opnieuw gaan uitvinden. We beseften niet hoe geprivilegieerd wij waren. In 1968 kwam er een groep leerlingen van de academie in Praag bij ons op bezoek. Ze vertelden dat het communistische regime de kunstenaars in een streng keurslijf hield, maar dat de tijden nu eindelijk veranderd waren en ze in vrijheid konden gaan werken. Kort daarna vielen Russische tanks Tsjecho-Slowakije binnen en was het afgelopen met de Praagse Lente. Ik herinner mij een krantenfoto uit eind jaren zestig van abstracte schilderijen die uitgespreid waren over het Rode Plein in Moskou. Ze werden door het leger platgewalst.

 

Ik ben heel blij dat ik geleefd heb onder omstandigheden die mij de gelegenheid hebben gegeven om werk te maken zoals ik dat wilde. Dat ik het met anderen kon delen zonder dat oorlog, commercie of politieke dwang de boventoon voerden."

 

 

Naar aanleiding van een interview met Hans Walgenbach, bestemd voor een boekje over Rotterdamse 60+ kunstenaars. 2019